Dejima is een kunstmatig eiland gebouwd in 1634. Dit eiland verbond Japan met de rest van de wereld tijdens de Edo-periode en was de enige plaats waar directe handel met andere landen mogelijk was. In eerste instantie gebouwd voor Portugese handelaars, en vervolgens bijna 200 jaar lang door de Nederlanders gebruikt als handelspost.
Isolatie en handel met Nederland via Deshima
In de jaren 1620-1640, na ongeveer een eeuw van intensieve handel met de Portugezen, besloot de nieuwe Japanse regering het land volledig te isoleren en af te sluiten van deze buitenlanders. Europeanen waren niet meer welkom en handel kon niet meer worden gedreven. Teven werd het Japanse onderdanen verboden het land te verlaten. Deze periode van totale isolatie werd de Sakoku genoemd en duurde meer dan twee eeuwen.

Toch was de isolatie niet volledig want de Nederlandse VOC kregen namelijk het alleenrecht om handel te drijven via Japan. Maar dan wel met extreme beperkingen en alleen via het kunstmatige eilandje Deshima nabij de haven van Nagasaki. In deze handelspost brachten Nederlandse kooplieden, meesters en opperhoofden het hele jaar afgezonderd door, want zij mochten zelden van het eiland af.

Het ontstaan van Deshima
Op 24 juli 1641 kwam er een definitief einde aan de relatieve vrijheid die Nederlandse handelen hadden genoten in Japan. De Portugezen en Spanjaarden waren al een aantal jaren eerder verbannen uit Japan. Toch zag de Japanse regering het nut in van handel met Nederland en verplaatsen daarom de vaste Nederlandse handelspost in Hirado naar Deshima, waar deze tot 1853 zou blijven. Het kunstmatige eilandje vlakbij Nagasaki was enkele jaren eerder gebouwd om de Portugezen af te zonderen, maar er werd besloten om deze volledig te verbannen uit Japan. De Nederlanders mochten het overnemen.

Deshima telt ongeveer 13.000 vierkante meter, wat ongeveer gelijk is aan de Dam in Amsterdam, en werd omringd door een houten muur met ijzeren punten en een brug die het eiland met het vaste land van Japan verbond. Het eiland werd dag en nacht bewaakt door de Japanners en overal rondom het eiland stonden houten borden met decreten van de regering erop die schepen verbood om in de buurt te komen van het vaste land van Japan. Op Deshima zelf stonden pakhuizen voor de Nederlanders die er in redelijke comfort konden leven. Daarnaast stonden er kantoren van Japanse ambtenaren en tolken.

Het eiland werd volledig beheerst door Japanse bureaucratie want zo woonden er hooguit 20 Nederlanders op Deshima maar waren er tientallen Japanse wachters, 36 penningmeesters, 15 koelie-opzichters, 24 huisbazen, 17 commissarissen, een aantal secretarissen en meer dan 150 tolken aanwezig. Al deze ambtenaren moest de VOC uit eigen zak betalen wat neerkwam op een kleine 16.000 gulden per jaar. Ondanks de hoge kosten was de handel met Japan zeer lucratief. Dankzij de overvloed aan koper en zilver.
Het leven op Deshima
Het leven op Deshima moet meer als een vrijwillige gevangenis gevoeld hebben dan een vrij bestaan. Ieder aspect van het leven van de Nederlanders werd namelijk strikt gereguleerd door de Japanners. Daarnaast kon niemand het eiland betreden of verlaten zonder officiële toestemming. Nederlanders van de VOC mochten hun gezin niet meenemen naar de handelspost zoals gebruikelijk was op VOC missies. De persoonlijke bezittingen mochten op elk moment doorzocht worden door de Japanners en het bezitten of uitvoeren van religieuze praktijken was strikt verboden. Handelsschepen mochten alleen volgens een script schema aanmeren en de bemanning mocht niet van de boot af.

Toch woonden de Nederlanders in relatief luxe en verdreven ze de tijd met het behouden van een bloementuin, houden van vee, het doen van spelletjes. Wat opvallend is dat de Japanners wel prostituees leverde aan de bemanning van de handelspost. Deze konden tegen een aanzienlijk bedrag gehuurd worden voor dagen of jaren. Dit werd zelfs door sommige Nederlanders erkent als een surrogaathuwelijk.
Jaarlijkse reis naar de hoofdstad van Japan
De daimyō (lokale feodale heersers) van Japan maakten naar oud gebruik jaarlijks een reis naar de hoofdstad om zich te presenteren voor de shogun, de heerser van Japan. Ook het Nederlandse opperhoofd van Deshima kreeg deze eer. Hij werd voor deze gelegenheid getiteld als daimyō. De hofreis naar Edo (het huidige Tokyo), waarbij de Nederlanders werden vergezeld door hun tolken en officieren, was de enige kans om een glimp op te vangen van het gesloten Japan. De reis duurde al snel drie maanden omdat ze meer dan 1200 kilometer over land moesten afleggen.

Tijdens deze reis verbleven de Hollandse handelaren in luxueuze herbergen en huizen en zagen onder meer de steden Kyoto en Osaka. Hier konden ze soms culturele taferelen zoals theater of festivals bewonderen die geen andere buitenlander ooit had gezien. Eenmaal aangekomen bij het hof van de Shogun waren de ceremonies en rituelen vaak gericht om de Nederlanders te bespotten en vernederen. Toch wisten de VOC-lieden dat zij meer voor elkaar zouden krijgen als zij de rol van nederige, miezerige handelaar zouden spelen. Deze pragmatische instelling won het meestal van de trots en leverde uiteindelijk een hoop geld en handelswaar op.
Gedurende de reis naar Edo hadden de handelaren de kans om lucratieve deals te sluiten met de lokale bevolking, zo werden ze zelf vaak erg rijk en was een positie op Deshima dus erg gewild onder de VOC leden.

Het einde van Deshima en de Sakoku
Na ruim twee eeuwen het alleenrecht op handel met Japan te hebben gehad kwam er in 1853 een einde aan. Het Sakoku-beleid werd al geruime tijd bekritiseerd in Japan want het zou de ontwikkeling van het land remmen. Toen in 1853 de “zwarte schepen” van de Amerikaanse Commodore Matthew Perry in de haven van Edo verscheen heerste er totale paniek binnen de Japanse regering en het hof. Ondanks dat zijn missie het aangaan van diplomatieke- en handelsbanden met Japan was, is de Commodore toch volledig voorbereid op geweld, mocht hij worden afgewezen.
De zieke shogun kon op dit moment niet goed leiding geven en meningsverschillen tussen de politieke groepen zorgde er uiteindelijk voor dat Perry toch werd toegelaten. Op 31 maart 1854 werd het Kanagawa-verdrag gesloten waardoor verschillende havens in Japan werden geopend voor buitenlandse schepen. De Sakoku periode en exclusieve handelsrechten van Deshima waren ten einde gekomen. Ondanks dit onderhoudt Nederland nog zeer sterke banden met Japan en heerst er zeer veel wederzijds respect.