Op initiatief van Pieter Willemsz. Verhoeff werd in 1608 besloten een handelspost te openen bij de stad Ayutthaya. Cornelis van Nijenrode werd het eerste VOC-opperhoofd. De VOC legde voor het eerst in 1604 handelscontacten met het koninkrijk. Dat gebeurde tijdens de heerschappij van Koning Naresuan.

Aan het begin van de zeventiende eeuw kwamen de eerste koopmannen uit Nederland via de rivier Menam in Uyattaya aan om een handelspost te stichten. De avonturiers vestigden zich in 1608 op deze plek even buiten de oude stadsmuren. Met een tijdelijke onderbreking bleven ze er honderdvijftig jaar lang. Totdat in 1767 de Birmezen binnenvielen en Ayutthaya grotendeels verwoestten. Ook het VOC-dorp werd niet gespaard. Alleen de ruïnes van de funderingen zijn achtergebleven en in de afgelopen jaren blootgelegd.

De VOC-handelspost Ayutthaya was een handelspost van de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) in het koninkrijk Ayutthaya, in het huidige Thailand. Deze post bestond, met een korte onderbreking, van 1608 tot 1767.

Op deze plek is Baan Hollanda verrezen, een opvallend museum gebouwd in de stijl van de oude ‘factorij‘ van de VOC. Het kleurige gebouw met helderrode luiken komt al snel in zicht. Een Franse missionaris schreef in die tijd al dat dit bouwwerk aan de oever van de rivier „het meest elegante en grootse van al in het koninkrijk” was. Onder de Thai stond het bekend als ‘teuk daeng‘: het rode huis, maar nu heet het Baan Hollanda. (baan betekent huis of dorp in het Thais).

Hier op Baan Hollandica wanen we ons voor even in de tijd en het leven van de VOC’ers. Zij waren de belangrijkste westerse handelaren in het koninkrijk Siam, zoals Thailand destijds heette. In de nagebouwde factorij zien we wat zij in het land inkochten: tin, dierenhuiden en sappanhout om te verhandelen, rijst voor hun hoofdkwartier in Batavia en vele andere producten.

De Hollanders hoopten via Thailand een ingang te krijgen in China en een lucratieve handelsroute naar dat land op te zetten. Ze probeerden mee te reizen met de handelaren van Ayutthaya. Dat is er nooit van gekomen.
De VOC wist echter wel een monopolie in de handel van dierenhuiden te bemachtigen. Vooral in Japan was de vraag naar herten- en roggenhuiden groot. Die werden daar gebruikt als bekleding van schilden. Samen met tin uit Thailand verscheepten de VOC’ers deze waar naar het land en brachten zilver en koper terug.

Baan Hollanda, een geschenk van Nederland aan Thailand, neemt ons mee vierhonderd jaar terug in de tijd. We zien onder meer hoe de hoogste VOC-functionaris, het ’opperhoofd’, erbij zat. Aan een houten bureau vol met boeken, waar onder meer handelsstrategieën werden uitgedacht. Aan de muur gedetailleerde kaarten van Ayutthaya in die tijd, gemaakt door de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilder Johannes Vingboons.
In 1608 werden door Cornelis Matelieff twee ambassadeurs van het hof van Ayutthaya naar stadhouder Maurits gebracht. Op 12 juni 1617 tekenden de VOC en de koning een verdrag waarbij het Nederlandse handelsbedrijf het monopolie kreeg in de handel van dierenhuiden.
De VOC viel in 1618 een Engels schip aan voor de kust van Changwat Pattani en was vervolgens twee jaar lang verwikkeld in een gewapende strijd met Engeland.
Tijdens het begin en midden van de 17e eeuw was de handel met Ayutthaya zeer lucratief en was het onderdeel van een handelsdriehoek met Japan. Daar kregen de Nederlandse handelaren zilver voor hun waren, waarmee ze in India textiel en producten van zilver kochten die ze in Ayutthaya verkochten voor huiden die in Japan verhandeld werden. Ook schilderijen van Nederlandse schepen waren heel erg in trek bij de nobelen van het koninkrijk Ayutthaya.

Nadat de VOC schepen had gestuurd om te helpen met een gewapende aanval op het koninkrijk Pattani gaf de heerser Prasatthong in 1634 de VOC een groter stuk land voor een handelspost. In het jaar 1648 vroeg koning Prasatthong de VOC wederom om hulp om een opstand in Songkhla neer te slaan. De VOC bood aan om oorlogsschepen te sturen, maar die arriveerden nooit en dit bracht de relaties tussen Ayutthaya en de VOC schade toe.
Tijdens de heerschappij van koning Narai was er in 1661 een incident. De VOC nam in de golf van Tonkin een schip in beslag dat de Portugese vlag voerde. De goederen aan boord bleken echter eigendom van koning Narai te zijn, wat tot strubbelingen leidde en in 1664 omsingelden Chinese huurlingen de VOC-handelspost bij de stad Ayutthaya. De VOC besloot daarop met schepen de golf van Thailand te blokkeren, waardoor koning Narai gedwongen werd op 11 augustus 1664 een verdrag met de VOC aan te gaan.
De belangrijkste onderdelen waren:
- De Koning van Ayutthaya en de Vereenigde Oostindische Compagnie gingen vanaf nu vreedzame relaties aan.
- De VOC mocht zonder restricties handel drijven in het koninkrijk, maar moest belastingen en heffingen betalen in overeenkomst met wat de inwoners van Ayutthaya betaalden.
- In het koninkrijk Ayutthaya mochten geen Chinezen dienstdoen op schepen uit het koninkrijk, op straffe van inbeslagname van de schepen door de VOC.
- De VOC kreeg het monopolie op de export van dieren en huiden.
- Als een VOC-medewerker een misdaad pleegde in het koninkrijk Ayutthaya, zou hij of zij direct overgeleverd dienen te worden aan de VOC die de persoon naar Nederlands recht zou berechten.
Einde van een handelstijdperk
Aan het einde van de 17e eeuw stelde Japan een verbod in op het importeren van dierenhuiden uit Ayutthaya. Daarmee kwam aan de handelsdriehoek een eind en nam het belang van de handelsposten in Ayutthaya af. Ook nam de belangrijkheid van Nederlandse handelaren af en het koninkrijk besloot al snel om Chinese handelaren toe te laten.

Doordat de gevechtskracht van de VOC geleidelijk afnam, ging de VOC zich meer en meer puur op de handel toeleggen in plaats van met geweld allerlei voordelen af te dwingen. In 1737 ging het VOC-opperhoofd Theodorus Jacobus van den Heuvel op uitnodiging mee op de jaarlijkse bedevaart naar de tempel Wat Phra Putthabat.
Zware financiële verliezen dwongen de Nederlanders om de handelspost in 1741 te sluiten. De handel ging echter door en in 1747 werd de handelspost heropend en bleef bestaan tot de val van het koninkrijk Ayutthaya in 1767.
Bij de restanten van de handelspost werden in het begin van de 21e eeuw opgravingen verricht en herstelwerkzaamheden gedaan. Er werd een bronzen plaquette geplaatst met een Nederlandse en een Thaise tekst.

vierhonderd jaar Thais-Nederlandse betrekkingen
In 2004 bezochten koningin Beatrix en kroonprins Willem-Alexander Thailand ter ere van vierhonderd jaar Thais-Nederlandse betrekkingen. Tijdens dit staatsbezoek bezochten ze ook de locatie van de VOC-Handelspost. Om de lange en hechte relatie tussen Thailand en Nederland te vieren, schonk koningin Beatrix het Baan Hollanda Informatiecentrum aan koning Bhumibol en de Thaise bevolking.
Inmiddels is het Baan Hollanda Informatie Centrum gevestigd op de historische locatie en is het geopend voor het publiek. Het museum vertelt over de Nederlandse nederzetting in Ayutthaya en geeft inzicht in het leven van die tijd.
Bericht geplaatst in Azië, Logboek